Het schmallenbergvirus is voor het eerst in november 2011 in Duitsland ontdekt bij runderen en schapen die ziektesymptomen vertoonden die atypisch waren voor gekende aandoeningen. Het virus maakt deel uit van de familie van de Bunyaviridae, geslacht Orthobunyaviridae, en is nauw verwant met het akabanevirus, het ainovirus en het shamondavirus, 3 virussen die enkel bij herkauwers gekend zijn.
Bij volwassen dieren worden eerder meer milde, algemene symptomen opgemerkt zoals koorts, verlies van eetlust, achteruitgang van de algemene toestand, daling van de melkproductie (in ernstige gevallen tot de helft van de normale productie) en in uitzonderlijke gevallen diarree. Deze symptomen verdwijnen veelal na enkele dagen.
Bij een besmetting van een drachtig dier kan ook haar kalf besmet raken. Daarbij kan er verwerping, doodgeboorte of congenitale misvorming optreden.
Bij schapen worden enkel symptomen vastgesteld bij lammeren die tijdens de dracht besmet werden, namelijk meer verwerpingen, een verhoogd aantal doodgeboortes en congenitale misvormingen.
Bunyavirussen worden voornamelijk overgedragen door culicoïdes (kriebelmuggen) en eventueel door muggen. Het optreden van de ziekte is dan ook sterk verbonden aan de periode van activiteit van deze vectoren, te weten van augustus tot oktober. De problemen met abortus, doodgeboorten en congenitale misvormingen treden op tijdens het daaropvolgende werpseizoen, nl. van midden december tot april. Dit verklaart waarom er in Duitsland en nadien in Nederland enkel gevallen werden vastgesteld in de periode van half augustus tot oktober 2011 (het hoogtepunt van de vectoractiviteit), met nadien een plotse terugval.
Uit de informatie, die momenteel ter beschikking is, kan er besloten worden dat het schmallenbergvirus enkel herkauwers treft en geen enkel gevaar vormt voor de volksgezondheid.
|