 |
|
 |
 |

 |
 |

 |
Preventie van besmettelijke aangifteplichtige dierziekten |
 |
 |
 |
 |
1. Inleiding
|
|
|
Op internationaal vlak heeft de
werelddierengezondheidsorganisatie (OIE), waarvan België sedert 1920 deel
uitmaakt, een lijst met ziekten, infecties en plagen opgemaakt. Het doel van die door de OIE
bijgehouden lijst is de inspanningen van de leden te steunen om
grensoverschrijdende ziekten, met inbegrip van zoönoses te voorkomen, dankzij
een transparant en coherent meldingssysteem. Voor elke ziekte die op de lijst
staat, bestaat er in principe een hoofdstuk in de Gezondheidscode
voor landdieren en in het Gezondheidshandboek
voor landdieren waardoor de harmonisering van detectie, preventie en
controle van de betreffende ziekte door de leden gemakkelijker wordt.
Om een ziekte, een infectie of een plaag in de OIE-lijst op te nemen gelden
volgende criteria :
1) Er werd bewezen dat de ziekteverwekker (via
levende dieren, afgeleide producten ervan of passieve vectoren) wereldwijd
verspreid is.
EN
2) ten minste één land heeft de effectieve of aangetoond
dat gevoelige dierpopulaties effectief niet door de ziekte, de infectie of de
plaag aangetast waren noch dat er een dreiging was.
EN
3) a. Een
natuurlijke overdracht op de mens werd bewezen en de besmetting bij de mens gaat
gepaard met ernstige gevolgen.
OF
b. De ervaring leert dat de ziekte een
significant ziekte- of sterftecijfer bij huisdieren in een land of in een gebied
veroorzaakt heeft.
OF
c. Er werd aangetoond dat de ziekte een significant
ziekte- en sterftecijfer bij wilde dierenpopulaties veroorzaakte of dat er
wetenschappelijke informatie in die zin bestaat.
EN
4) Er is een
betrouwbare opsporings- en diagnosemethode en de gevallen worden voldoende
duidelijk omschreven om de ziekte, infectie of plaag te identificeren en deze
van andere te onderscheiden.
OF
5) Het gaat om een opduikende ziekte of
infectie met een zichtbaar zoönotisch karakter of die zich snel verspreidt, of
aanleiding geeft tot een significant ziekte- of sterftecijfer en de gevallen
worden voldoende duidelijk omschreven om deze ziekte of infectie te
identificeren en deze van andere te onderscheiden.
Wat België betreft, werd een lijst opgemaakt met de aangifteplichtige ziekten
waarin een belangrijk deel van de zieken van de OIE-lijst opgenomen is.
Deze
lijst is opgemaakt op basis van de socio-economische schade die deze ziekten
veroorzaakt, de gevolgen voor de volksgezondheid, de impact op dierenwelzijn of
het belang voor de internationale handel in dieren en dierlijke
producten.
Onder aangifteplicht van de ziekten van deze Belgische lijst wordt
verstaan dat ingeval van een verdenking van besmetting, de veehouder of de
dierenarts onmiddellijk de Locale controle-eenheid van het FAVV op de
hoogte moet brengen.
Als de besmetting door laboratoriumonderzoeken wordt
bevestigd, kan de overheid maatregelen treffen die bestemd zijn om de ziekte te
bestrijden en de verspreiding ervan tegen te gaan. De overheid is eveneens
gehouden de uitbraak binnen de 24 uur aan de OIE en aan de Europese Unie te
melden. De OIE en de EU verspreiden de informatie naar andere landen.
Hoewel Europa in principe vrij is van epizoötische ziekten (met uitzondering
van de Afrikaanse varkenspest op Sardinië en bluetongue in Zuid-Europa) worden
er toch regelmatig ziektewekkers binnengebracht vanuit gebieden waar deze
ziekten nog sterk aanwezig zijn. Het gevolg hiervan kan een epidemie zijn van
grote of kleinere omvang. Meer bepaald de mond- en klauwzeerepidemie van 2001 of
de bluetongue-epidemie van 2006 tot 2008 hebben een grote impact gehad op de
Europese veehouderijsector. Daarnaast zijn er de laatste jaren gevallen geweest
van aviaire influenza (Italië, Nederland, Duitsland), klassieke varkenspest bij
gedomesticeerde varkens (Letland) en bij everzwijnen (Letland, Hongarije),
Newcastle's Disease (Roemenië, Italië, Zweden) of nogmaals mond- en klauwzeer
(Bulgarije). |
 |
 |
2. Preventieve maatregelen
|
|
|
2.1 Veterinairrechterlijke maatregelen
Op internationaal en nationaal niveau zijn dan ook verschillende maatregelen ingesteld om de verspreiding van epizoötische ziekten te voorkomen.
- De aangifteplicht moet het mogelijk maken om eventuele besmettingen tijdig
op te sporen en verspreiding van de ziekteverwekker te voorkomen vooraleer een
uitbraak oncontroleerbare proporties aanneemt.
- De internationale handel in dieren, dierlijke producten en diervoeders is
gebonden aan regels die de kwaliteit en de gezondheid van de dieren en de
producten moeten garanderen. Internationale transporten van dieren moeten
bijvoorbeeld vergezeld worden door gezondheidscertificaten opgesteld door de officiële veterinaire diensten. Daarnaast worden bewegingen
van dieren zowel op nationaal (SANITEL) als op Europees
niveau (TRACES)
bijgehouden en via netwerken uitgewisseld.
- De regels ten aanzien van en de controle op de grondstoffen die verwerkt
worden in diervoeders zijn aangescherpt naar aanleiding van de
BSE-problematiek en de dioxinecrisis.
- Op nationaal en internationaal niveau lopen er ziektebestrijdingsprogramma's die als doel hebben ziekten te
elimineren (bijv. runderpest) of de gezondheidsstatus van landen of regio's te
verhogen (bijv. ziekte van Aujeszky).
- Vanwege het risico van insleep van besmettelijke dierziekten zijn er
beperkingen opgelegd ten aanzien van de import van dierlijke
producten: het is verboden voor particulieren om vlees, vleesproducten,
melk en melkproducten voor eigen gebruik in de Europese Unie binnen te brengen
vanuit derde landen.
2.2 Maatregelen op bedrijfsniveau
Ook op het veehouderijbedrijf zelf moeten voorzorgsmaatregelen worden getroffen om insleep van besmettelijke ziekten te voorkomen.
2.2.1 Algemeen
Epizoötische ziekten zijn weinig gebonden aan bedrijfstypen of
houderijsystemen. Bepaalde andere ziekten en infecties komen daarentegen
frequenter voor in intensieve bedrijfssystemen dan in andere. Enkele principes
kunnen worden geciteerd :
- Bij de selectie van dieren voor de opbouw van een veestapel kan de
veehouder rekening houden met onder andere de karakteristieken van het ras, de
ziektegevoeligheid van de ouderdieren en vooral de gezondheidsstatus van het
herkomstbedrijf.
- Dierenwelzijnsaspecten, zoals bijvoorbeeld huisvesting, hebben een
belangrijke invloed op de gezondheidstoestand van de dieren. Zo zullen dieren
die te weinig ruimte hebben of in een slecht geventileerde stal verblijven,
gevoeliger zijn voor ziekten.
- Daarnaast is de samenstelling van het dieet en de kwaliteit van de voeders een belangrijk element bij het streven naar een goede
basisgezondheid van het vee. Vanwege de risico's van insleep van
ziekteverwekkers is het voeren van keukenafval (resten van voor menselijke
consumptie bestemd voedsel van restaurants, cateringfaciliteiten, keukens, met
inbegrip van grootkeukens, het huishouden van de veehouder of van andere
personen) verboden.
- Tenslotte voorkomt een adequate behandeling van minder agressieve ziekten
en infecties (als wormen, schurft, mijten) dat de dieren verzwakken en meer
vatbaar worden voor andere ziekten.
- Zieke dieren kunnen best apart gezet worden in een ziekenboeg,
enerzijds om het dier goed in het oog te kunnen houden, anderzijds om te
voorkomen dat de besmetting overgedragen wordt op de andere dieren.
De aangehaalde punten maken deel uit van wat men kan
omschrijven als goed management of goede landbouwpraktijk. Door deze praktijken
hebben de dieren minder van stress te lijden en beschikken ze over een betere
weerstand.
2.2.2 Hygiëne
Door een goede hygiëne op het bedrijf te garanderen, kan de
veehouder het risico van insleep en verspreiding van ziektekiemen verkleinen.
- Bezoekers die (professioneel) in contact komen met dieren op andere
bedrijven, zijn potentieel het meest risicovol. Insleep van ziekten door
bezoekers kan voorkomen worden door een aantal hygienische voorzorgsmaatregelen:
- gebruik van bedrijfskledij en -schoeisel;
- plaatsing van ontsmettingsvoetbaden voor de stalingang; voor de efficaciteit
van de ontsmetting moet (1) schoeisel eerst gereinigd en dan ontsmet worden, (2)
de omgevingstemperatuur boven de 15°C blijven, (3) de voorgeschreven
concentratie gerespecteerd worden, (4) het schoeisel voldoende lang
ondergedompeld worden;
- handen wassen bij het verlaten van het bedrijf;
- de toegang tot de stallen beperken (een omheining en een afgesloten stal
voorkomen dat bezoekers vrije toegang hebben).
- U kan de algemene lijst van de
toegelaten ontsmettingsmiddelen te raadplagen.
- Een register, waarin alle personen die het bedrijf bezoeken
genoteerd worden (naam, datum, uur en reden van het bezoek), is van groot belang
bij het epidemiologisch onderzoek in het kader van de dierziektenbestrijding.
- Insecten en knaagdieren als muizen en ratten maar ook huisdieren (hond, kat)
kunnen verschillende ziekten overbrengen. Een propere omgeving (geen
rondslingerende rommel, geen voer- en mestresten, geen permanent vochtige
plekken, goede ventilatie) voorkomt veel problemen met ongedierte. Verder
kunnen vallen en lokaas geplaatst worden en insectensprays gebruikt worden. Als
er toch een plaag ontstaat kunnen firma's gespecialiseerd in
ongediertebestrijding ingezet worden.
- Kadavers moeten zodanig bewaard worden dat er geen andere dieren
(vee, ongedierte, vogels, huisdieren) aan kunnen en de plaats goed gereinigd en
ontsmet kan worden. Voorwerpen die in contact komen met de dode dieren moeten
gereinigd worden alvorens ze weer voor andere werkzaamheden worden gebruikt. In
het kader van de preventie en bestrijding van varkenspest is het verboden om
(delen van) kadavers van everzwijnen binnen te brengen op varkenshouderijen.
- Voederplaatsen, -bakken en -emmers en drinkbakken moeten proper zijn.
Zij dienen zo geplaatst te worden dat morsen wordt voorkomen en dat er geen mest
kan in vallen. Er moet rekening mee worden gehouden dat jonge dieren vatbaarder
zijn voor ziektekiemen dan oudere dieren
2.3 Aanvoer van dieren
Dieren afkomstig van een ander bedrijf hebben per definitie een andere ziektegeschiedenis dan de dieren die geboren zijn in het bedrijf of er reeds lang verblijven. Zij hebben dan ook andere gevoeligheden en resistenties. Bij de aanvoer van dieren van buiten het bedrijf moet de veehouder letten op de volgende zaken:
- De gezondheidsstatus van het herkomstbedrijf moet hetzelfde zijn als
die van het ontvangende bedrijf of hoger. Niet alle dierziekten zijn
gecertificeerd. Daarom is het aan te raden om de verantwoordelijke of de
bedrijfsdierenarts van het herkomstbedrijf te vragen naar de ziektegeschiedenis
van het bedrijf en het dier.
- Dieren die via markten of andere verzamelplaatsen op het bedrijf
aankomen, hebben contact gehad met dieren van andere bedrijven waardoor hun
gezondheidsstatus onduidelijk is geworden. Deze dieren vormen een extra risico
voor insleep van ziekten.
- Ook tijdens het vervoer kunnen dieren alsnog besmet raken met
ziektekiemen door contact met andere dieren of door ziektekiemen die na vorige
transporten in de veewagen zijn achtergebleven. Voertuigen, bestemd voor het
vervoer van dieren, moeten na ieder transport gereinigd en ontsmet worden.
- Nieuw aangevoerde dieren moeten bij aankomst op het bedrijf eerst apart
gezet worden van de aanwezige dieren. De duur van de quarantaineperiode is afhankelijk van de gezondheidsstatus van het dier en het herkomstbedrijf en
van wettelijke bepalingen:
- Nieuw aangevoerde runderen mogen pas bij de rundveestapel worden gevoegd
nadat ze door de bedrijfsdierenarts zijn onderzocht op naargelang het geval
leucose, brucellose , tuberculose en IBR. Het is aan te raden om tijdens de
quarantaineperiode de dieren ook te onderzoeken op andere ziekten zoals BVD.
Behalve IBR zijn dit koopvernietigende ziekten.
- Het is verboden voor de varkenshouder die varkens in zijn bedrijf heeft
binnengebracht, biggen en fokvarkens af te voeren gedurende vier weken die
volgen op het binnenbrengen ervan, tenzij ze rechtstreeks naar het slachthuis
vervoerd worden om er te worden geslacht. Het is eveneens verboden biggen die
niet in het bedrijf zelf geboren zijn binnen te brengen in een productie-eenheid
van dit bedrijf als daar reeds acht dagen of langer andere varkens dan biggen
binnengebracht werden. De LCE kan afwijkingen toestaan op deze verbodsregels.
- Hoewel het in geval van schapen en geiten niet verplicht is om nieuw
aangevoerde dieren in quarantaine te houden, is dit in verband met het behoud
van het statuut voor zwoegerziekte en virale caprine artritis encefalitis (en
eventuele andere aandoeningen) zeker aan te raden.
|
|
 |
 |