Oorsprong
Kwade droes is een infectieuze ziekte die wordt veroorzaakt door een bacterie, Burkholderia mallei, die vooral paardachtigen treft. De ziekte kan ook op de mens worden overgedragen en is dus een zoönose.
Infectie van mensen komt zelden voor. Als geen behandeling wordt toegepast is de infectie echter vaak dodelijk. Kleine herkauwers, kameelachtigen en vleeseters kunnen eveneens besmet raken.
Klinische symptomen
Paardachtigen
De ziekte komt vaak in een acute vorm voor bij ezels en muildieren en loopt na enkele dagen tot weken dodelijk af. Paarden vertonen meestal een chronische vorm die zich jarenlang kan ontwikkelen voordat ze sterven.
Er bestaan 3 klinische vormen van de ziekte al naargelang van de weg langs waar de bacterie het organisme binnenkomt. Vaak wordt een combinatie van die vormen vastgesteld.
In het begin worden hoge koorts, gebrek aan eetlust en moeilijke ademhaling met hoesten vastgesteld. Vervolgens wordt een geelgroene mucopurulente vloeistof afgescheiden en vormen zich korsten rond de neusgaten. Ook uit de ogen kan een purulente afscheiding komen.
Tevens stelt men knobbeltjes vast op het neusslijmvlies die zich ontwikkelen tot zweertjes en die zich in de bovenste luchtwegen kunnen verspreiden. De plaatselijke lymfeklieren zijn opgezet en hard, kunnen openbarsten en pus afscheiden. Vaak hangen zij vast aan het omliggende weefsel.
Ontwikkelt zich vaak over meerdere maanden. De eerste symptomen zijn koorts, hoesten en moeilijk ademen.
Men stelt knobbeltjes vast in de longen en pneumonieletsels. De knobbeltjes verkazen of verkalken. Zij kunnen openbarsten en hun inhoud vrijgeven waardoor de letsels in de bovenste luchtwegen toenemen.
- Huidvorm (ook worm genoemd)
Ontwikkelt zich over een lange periode. Begint met hoesten en dyspnee met episodes van verergering waardoor het dier verzwakt.
Men ziet subcutane knobbeltjes verschijnen langs de lymfevaten in de benen, langs de ribben en op de buik. Als die knobbeltjes openbarsten loopt er een geelachtig purulent exsudaat uit en gaan ze over in zweren. Die zweren kunnen het omliggende weefsel aantasten. De besmette lymfevaten kunnen hard worden en zwellen.
Soms ziet men ook knobbeltjes in de lever en de milt of een ontsteking van de testikels.
Het is mogelijk dat dieren geen enkel symptoom of slechts lichte symptomen (huidletsels, enkele knobbeltjes op de longen) vertonen. Die dieren zijn echter een belangrijke bron van verspreiding van de ziekte.
De mens
Bij mensen duurt de incubatie enkele dagen tot een aantal weken. Er worden meerdere vormen van de ziekte vastgesteld al naargelang van de weg langs waar de besmetting is gebeurd : nasaal, plaatselijk met knobbeltjes en abcessen, pulmonair, septicemisch met een uitgezaaide of chronische infectie. De eerste symptomen verschijnen doorgaans 1 tot 5 dagen na besmetting via de huid en 1 tot 14 dagen na besmetting via de luchtwegen.
Differentiaal diagnose bij paardachtigen
- Goedaardige droes (Streptococcus equi)
- Epizoötische lymfangitis (Histoplasma farciminosum)
- Sporotrichose (Sporothrix schenckii)
- Ulceratieve lymfangitis (Corynebactérium pseudotuberculosis)
- Pseudotuberculose (Yersinia pseudotuberculosis)
- Meloidose (Burkholdéria pseudomallei)
- Tuberculose (Mycobacterium tuberculosis)
Overdracht
Paardachtigen
De dieren raken vooral besmet door het innemen van water of voedsel dat besmet is met afscheidingen uit de luchtwegen of huidletsels van besmette dieren.
Aërosols (bij niezen of hoesten van een besmet dier) en het gebruik van besmet materieel (gereedschap voor toiletteren, tuig, …) zijn eveneens een bron van besmetting.
Besmetting kan ook via de huid ((schaaf)wonden) na contact met afscheidingen of besmet materieel.
Vleeseters
Vleeseters besmetten zich ook door het eten van vlees dat afkomstig is van besmette dieren.
De mens
De mens raakt besmet door direct contact met besmette dieren of afscheidingen daarvan of door contact met besmet materieel. De besmetting gebeurt via de huid ((schaaf)wonden) maar ook via orale inname of inademen.
De ziekte komt nochtans zelden voor bij mensen. Zij wordt vooral vastgesteld bij mensen die nauwe contacten hebben met besmette dieren of met besmet materieel (dierenartsen, verzorgers, laboratoriumpersoneel).
|